Houdingen van Belgen ten aanzien van genetica

  • Period: 01/10/2002 to 31/08/2004
  • Subsidising organisation: Fonds P&V en Knack/Le Vif
  • cultural sociology
  • Onderzoeker: M. Debusscher (VUB - Vakgroep Sociologie) (01/01/2003 - 31/12/2003) , S. Sanctobin (VUB - Vakgroep Sociologie) , P. De Vleeschouwer (VUB - Vakgroep Sociologie) (01/01/2003 - 31/01/2003) , J. Claeys (VUB - Vakgroep Sociologie) , L. Smets (VUB - Vakgroep Sociologie) (01/01/2003 - 31/12/2003)
  • Copromotor: M. Elchardus (VUB - Vakgroep Sociologie)
  • Promotor: B. Spruyt

“Biotechnologie in de publieke sfeer: opinies over de toepassingen van genetica”
Mede dankzij de recente wetenschappelijke en industrieel-commerciële ontwikkelingen, en zonder de toekomstige mogelijkheden te vergeten, staat de thematiek van biotechnologie sterk in de belangstelling van media en pers, academische wereld en politiek. Om de wisselwerking tussen technologie en maatschappij beter te duiden en te begrijpen, mag echter de rol van de publieke opinie niet vergeten worden. Met de publieke opinie doelen we op de wensen, opvattingen en ervaringen van mensen inzake genetica. In vier deelrapporten beschrijven we de houdingen van de Belgen ten opzichte van genetische toepassingen en gaan we op zoek naar de mechanismen die een invloed uitoefenen op die houdingen.
Dit onderzoek is het derde project binnen een samenwerkingsverband tussen P&V, Knack, Le Vif/L’express, de Rtbf en de onderzoeksgroep TOR van de VUB. Voorgaande onderzoeksprojecten behandelden de solidariteitsgevoelens van Vlamingen en hun steun voor het sociaal zekerheidsstelsel (2001) en de leefsituatie op het einde van de arbeidsloopbaan (2002). Voor de bevraging van de respondenten over hun houdingen met betrekking tot genetica, werd gebruik gemaakt van een schriftelijke postenquête. Het onderzoek steunt onder meer op een representatieve steekproef van 5083 Belgen tussen 18 en 75 jaar.
In het eerste deelrapport (NL / FR) peilen we naar de mate waarin de Belgen specifieke toepassingen van genetica aanvaardbaar achten. In het denken over genetica wordt een dubbel onderscheid gemaakt, op grond van het organisme (plant, mens of dier) waarop de ingreep plaatsvindt en naar de al dan niet geneeskundige finaliteit. Op basis van deze twee criteria vormt zich een aanvaardingspatroon dat sterk beïnvloed wordt door de definiëring van het collectief nut verbonden aan de toepassingen en van het zelfbeschikkingsrecht van de betrokken organismen. Geneeskundige toepassingen kennen in het algemeen een grotere aanvaardbaarheid dan niet geneeskundige ingrepen.
Het tweede deelrapport (NL / FR) focust zich op het nut en de risico’s die mensen toeschrijven aan genetische toepassingen. De afweging van nut en risico vormt de cruciale factor in het al dan niet aanvaardbaar achten van de toepassingen. Genetische ingrepen waarvan mensen menen dat ze een hoog nut en een laag risico kennen, zullen aanvaardbaar geacht worden. Andersom zullen toepassingen waarvan de afweging van nut en risico negatief uitvalt, verworpen worden. Het al dan niet bevorderen van de (eigen) gezondheid door de genetische toepassing vormt bij deze afweging een centrale drijfveer. Een andere vaststelling betreft dat de opinies omtrent de nutsafweging en de genetische toepassingen zich niet of althans in beperkte mate gecapteerd weten in een aantal gekende sociale kenmerken of tegenstellingen zoals leeftijd of regio van herkomst, ethische opvattingen, levensbeschouwing, kennis en onderwijsniveau, etc.
In een derde deelrapport (NL / FR) zetten we de zoektocht naar de verklaringen voor de aanvaardbaarheid van genetische ingrepen verder. We introduceren hiertoe een aantal maatschappelijke attitudes en focussen meer bepaald op de houdingen van de Belgen ten aanzien van wetenschap en technologie. Hoewel de Belgen in het algemeen matig geïnteresseerd zijn in wetenschap en technologie, vertonen ze desalniettemin een eerder positieve attitude ten aanzien van de mogelijkheden en verdiensten binnen deze domeinen. De onderzoeksbevindingen wijzen er verder op dat wie de rol van wetenschap en technologie over het algemeen positief beoordeelt, doorgaans ook het nut van genetische toepassingen hoger en de risico’s lager zal inschatten. ‘Wetenschapsoptimisten’ kennen eveneens een hogere aanvaardbaarheid toe aan zowel geneeskundige als niet geneeskundige toepassingen.
Het vierde deelrapport (NL / FR) belicht enkele praktische en beleidstoepassingen van biotechnologie. Aan bod komen onder meer de koopintentie van genetisch gemodificeerde organismen, de aanvaardbaarheid van het gebruik van genetische informatie door werkgevers, politiediensten en verzekeringsinstellingen, en het vertrouwen in maatschappelijke instellingen (zoals overheid, experts, enzovoort) inzake de thematiek van genetica.