Geschreven door Francisca Mullens, verschenen op 9 juni in De Standaard.
De experimenten met de vierdaagse werkweek die deze week startten in het Verenigd Koninkrijk krijgen heel wat aandacht in de Belgische en Internationale pers. Het spreekt veel werknemers tot de verbeelding en ook werkgevers kunnen zich erin vinden wanneer evenveel productiviteit beloofd wordt. De grote focus op die productiviteit en de voorwaardelijkheid leiden af van de andere doelen die een kortere werkweek zou kunnen dienen.
In het Verenigd Koninkrijk startten deze week 70 bedrijven met het testen van een vierdaagse werkweek en dat voor zes maanden. Ze stappen mee in de trials van 4 Day Week Global die werken volgens het 100-80-100 principe, waarbij werknemers 100% loon krijgen voor 80% werktijd met 100% productiviteit. Dat dit principe, waarbij 100% productiviteit beloofd wordt, aanslaat bij bedrijven is duidelijk. Er komen geen extra kosten bij voor de werkgever, ze worden waarschijnlijk zelfs aantrekkelijker voor potentiële werkkrachten, en ik vrees dat de verantwoordelijkheid voor het behalen van de doelen in minder tijd vaak bij de individuele werknemer zal liggen. De kritiek op het productiviteitsaspect van deze experimenten is dus terecht. Dezelfde productiviteit behouden in minder tijd zal voor vele werknemers niet gemakkelijk zijn en voor sommige zelfs voor meer stress zorgen, zolang er geen structurele veranderingen gebeuren in de organisatie. Die focus op productiviteit, efficiëntie en de afhankelijkheid hiervan voor het al dan niet slagen van het experiment leidt ook af van de andere sferen waar een arbeidsduurvermindering een impact kan hebben, zoals al dat andere werk dat mensen doen, het onbetaalde werk, en de vrije tijd en de impact die een collectieve arbeidsduurvermindering kan hebben op maatschappelijk vlak.
Willen we dat wel, een dag vrij om dan harder te werken op die vier andere dagen? Dat is een andere vraag dan de vraag of we graag minder zouden willen werken en wat dat zou doen met ons. De experimenten van het VK worden vergeleken met de vierdagenweek die onze federale overheid eerder dit jaar voorstelde, waarin mensen zouden kunnen opteren om hun voltijdse uren in vier dagen te werken. Zo’n regeling roept direct enkele vragen op over voor wie dit soort regime aankan, niet alleen op vlak van soorten jobs en sectoren, maar ook andere socio-demografische factoren spelen mee: wie zal bijvoorbeeld de kinderen van school halen en wie zal het eten maken? Dit brengt ons al snel naar de genderongelijkheid in de verdeling van werk: 42% van de werkende vrouwen werkt al in een kortere werkweek, individueel op deeltijdse basis wel te verstaan, tegenover nog geen 12% van de werkende mannen. Vrouwen besteden daarentegen gemiddeld anderhalf uur per dag meer aan onbetaalde arbeid dan mannen en hebben minder vrije tijd. Een collectieve arbeidsduurvermindering zou voor meer gelijkheid op tijdsbestedingsvlak en voor een haalbare combinatie van betaalde arbeid en onbetaalde arbeid kunnen zorgen, want ook onbetaald werk is van groot belang voor onze samenleving. Dit zou er weer voor kunnen zorgen dat mensen een betere balans ervaren en energieker aan de dag kunnen beginnen. Dit soort positieve impact wordt minder waarschijnlijk als de productiviteit van betaald werk even hoog moet blijven en mensen hiervoor zelf verantwoordelijk zijn. Een ander model voor een arbeidsduurvermindering, een mét vervangende tewerkstelling en aangepaste werkdoelen, kan hieraan tegemoetkomen. Femma Wereldvrouwen vzw testte in 2019 een jaar lang de 30-urige werkweek uit in hun organisatie. Werknemers gingen minder werken en hun werklast werd ook aangepast. Dit was mogelijk door het aanwerven van enkele nieuwe krachten en taken te outsourcen. Werknemers ervaarden minder tijdsdruk en een hogere work-life balans. Ze besteedden meer tijd aan huishoudelijk werk en kinderzorg en ervaarden deze tijd ook als kwalitatiever.
Wat de impact zal zijn van de experimenten in het VK zullen we pas weten over een dikke zes maanden. Hoewel ik niet helemaal achter het 100-80-100 model sta, ben ik blij dat er uitgebreid geëxperimenteerd wordt en dat dit ook wetenschappelijk onderzocht zal worden. Zo zullen we weer iets beter weten wat voor wie werkt of niet werkt. Het 100-80-100 model weet bedrijven te overtuigen om over te stappen naar een kortere werkweek en voor sommige bedrijven (inclusief werknemers) zal dit waarschijnlijk goed werken. Willen we echter voorzien in een gelijkere samenleving, waar arbeidsduurvermindering mogelijk is voor iedereen zonder een hogere werkdruk, zullen ook andere actoren zoals de overheid zich hiervoor moeten engageren.