Leerlingenparticipatie nader bekeken. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de betekenis van participatie voor leerlingen, leerkrachten en directies uit het secundair onderwijs

  • Period: 01/10/2000 to 30/11/2002
  • Subsidising organisation: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs (Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek)
  • sociology of culture
  • Onderzoeker: S. De Groof (VUB - Vakgroep Sociologie) , J. Siongers (VUB - Vakgroep Sociologie) , F. Stevens (VUB - Vakgroep Sociologie)
  • Promotor: M. Elchardus (VUB - Vakgroep Sociologie)

De Vakgroep Sociologie van de VUB in opdracht van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap tijdens het schooljaar 2001-2002 een onderzoek naar de Vlaamse leerlingenparticipatie in het secundair onderwijs uit. Via de schriftelijke bevraging van 3.452 leerlingen, 486 leerkrachten en de schoolhoofden van 59 scholen, wensten we een beeld te krijgen van de huidige omvang en aard van de leerlingenparticipatie en van de mogelijke effecten ervan op de schoolbeleving, de leermotivatie en het sociaal gedrag van de leerlingen. De leerlingen kwamen uit het tweede en het vierde leerjaar secundair onderwijs en uit alle onderwijsvormen (ASO, BSO, KSO en TSO). Hier volgen enkele resultaten van dit onderzoek.
Er blijken vele soorten inspraak- en participatiemogelijkheden aanwezig te zijn in Vlaamse secundaire scholen. Dit aanbod is evenwel niet gelijkmatig over de scholen verdeeld. Leerlingen uit de eerste graad krijgen bijvoorbeeld minder kansen om te participeren aan de leerlingenraad en aan de extra-curriculaire activiteiten dan oudere leerlingen, terwijl net zij meer interesse hebben om lid te worden en om actief te participeren op school dan de (iets) oudere leerlingen. Ook in BSO-TSO-scholen is het aanbod aan extra-curriculaire activiteiten en leerlingenraden minder groot. Leerlingen uit deze onderwijsvormen zeggen meer dan leerlingen uit het ASO en het KSO dat de georganiseerde activiteiten op hun school niet leuk en interessant zijn. Zij blijken ook een bepaalde cultuur te ontwikkelen die actieve participatie op school niet onderschrijft en in bepaalde opzichten zelfs belemmert.
De meeste schoolhoofden vinden inspraak en participatie zeer belangrijk, maar stellen al snel dat hun school (en vooral zijzelf) voldoende inspanningen levert om dit te garanderen. De meeste leerkrachten menen dan weer – net zoals de leerlingen – dat leerlingen weinig inspraak- en participatieruimte krijgen, maar vinden extra inspraak en participatie voor leerlingen over het algemeen ook niet wenselijk. Gezien de gunstige effecten van inspraak en participatie op de schoolbeleving, de leermotivatie en het sociaal gedrag van leerlingen zullen de visies van de leerkrachten en schoolhoofden (deels) moeten worden bijgestuurd. De leerlingen van hun kant zijn evenwel ook niet altijd voorstander van of geïnteresseerd in leerlingenparticipatie. 61% heeft bijvoorbeeld geen expliciete interesse in de leerlingenraad; 40% staat zelfs eerder weigerachtig tegenover actieve participatie op school. Dit maakt duidelijk dat een participatieve school niet door één aspect kan verwezenlijkt worden, maar zich doorheen heel het schoolleven – in de klas en de school – moet voltrekken. De positieve afloop van dit project is afhankelijk van de gezamenlijke inzet van leerlingen, leerkrachten, directies en andere schoolactoren.

The participation of Flemish pupils in student councils in secondary schools
This project wants to examine how the needs for participation of Flemish pupils can be met by a formal structure as a student council. The aim is to evaluate the effectiveness of the recent decree on student councils in secondary schools (30/03/99).
Research has shown that the participation of pupils in school life has a positive effect on citizenship values and school well-being of young people. The problem however, is that pupils from technical (TSO) and vocational schools (BSO) systematically get lesser opportunities to participate. Furthermore, research shows that although these pupils want to have more say in school, they are less willing to participate to a student council.
In the first part of the project, the differences in formal and informal participation of students of general, technical and vocational education will be examined by quantitive analysis of data already gathered (OBPWO 98.01). In the second part, the perception, the meanings and expectations of participation by young people, will be investigated by in-depth interviews. In this fase of the research, the perception of teachers and headmasters will also be examined. Special attention will be given to their perception of the reasons why pupils have a different interest in participation.
These results will be used to set up a survey among pupils of the 2nd and 4th year in 60 schools, their teachers and their headmasters. A focus point in this research is how possible problems in the realisation of the present decree can be effectively met.