Onderzoeker Francisca Mullens schreef op vraag van Samenleving en Politiek een voorstel uit m.b.t. de sociale zekerheid post-covid. Haar voorstel: ‘Ken volledige sociale rechten toe vanaf 4/5e VTE’.
In 2020, dat jaar dat iedereen zich anders had voorgesteld, stonden we meer stil bij arbeid dan ooit. De één kon vanwege verplichte sluiting van de werkplaats tijdelijk niet meer aan betaalde arbeid doen, de ander moest van thuis uit extra hard werken om de betaalde arbeid, de pre-teaching en de zorg te combineren. Natuurlijk bood de sociale zekerheid even soelaas. Zo kon de één corona-ouderschapsverlof opnemen (ten minste als dit werd goedgekeurd door de werkgever) en had een ander recht op tijdelijke werkloosheid om de periode van sluiting te overbruggen. Op de problemen en de gevallen van misbruik tijdens corona wil ik hier niet ingaan. Liever wil ik, met een hoopvoller 2021 in het verschiet, even reflecteren over de plaats die arbeid inneemt in ons leven en de tijd die we daaraan besteden. Tijd besteed aan betaald werk wordt als maatschappelijk waardevoller gezien dan de tijd besteed aan andere zaken. Die ‘productieve’ tijd en het loon dat daaraan verbonden is, vertaalt zich in sociale zekerheid. Tijd besteed aan andere zaken telt hier niet mee en is dus inherent minder waardevol?
In de beroepsactieve leeftijd gaat heel wat tijd naar betaalde arbeid, op gezinsniveau wellicht zelfs meer dan zo’n 60 à 70 jaar geleden. Waar in de jaren 1950 en 1960 het kostwinnersmodel overheersend was, met de man die uithuizig een dikke 50 uur per week werkte en de vrouw die thuis heel het huishouden en de kinderzorg op zich nam, zijn we ondertussen aanbeland in een tweeverdienersmodel. In dat tweeverdienersmodel gaan doorgaans beide partners werken. Dat is samen goed voor zo’n 70 à 80 uur betaalde arbeid in een week. Een pak meer dan midden vorige eeuw. Naast betaalde arbeid is er nog steeds dat onbetaald werk zoals het huishoudelijk werk en de kinderzorg dat moet gebeuren. Door onder andere technologische vooruitgang en veranderde normen wordt er weliswaar minder tijd besteed aan het huishouden dan in de jaren 1950, maar anderzijds wordt vandaag veel meer belang gehecht aan de opvoeding van kinderen. Ouders spenderen dan ook meer tijd aan kinderzorg dan vroeger.
Sinds de jaren 1980 komt de problematiek van work-life balance steeds prominenter op de publieke agenda. De combinatie van de verschillende rollen en de tijd die deze innemen, loopt niet voor iedereen even vlot. Denk maar aan de coronacrisis. Betaalde en onbetaalde arbeid combineren wanneer er jonge kinderen zijn, is ook in normale tijden voor velen een constante evenwichtsoefening. Sociologen spreken van de ‘drukke leeftijd’. Dit is de korte periode in een mensenleven, dikwijls tussen de leeftijd van 30 en 50 jaar, waarin er erg veel verwacht wordt op verschillende vlakken. Het is de tijd dat men aan de ‘carrière’ werkt, dat kinderen veel tijd en aandacht vergen, en ook het sociale leven vaak veeleisend is. Betaalde arbeid neemt naast slapen een groot deel van onze weekdagen in, reken daar nog de verplaatsingen bij en er blijft maar weinig tijd over voor ander noodzakelijk werk (koken, wassen, zorg), laat staan voor ontspanning. Het is dan misschien ook niet verwonderlijk dat bijna 30% van alle loontrekkenden in België deeltijds werkt. Bij vrouwen is dat maar liefst 43,6%. Bij mannen gaat het slechts om zo’n 12%. In sommige gevallen is de reden voor deeltijds werk bij vrouwen dat dit werk enkel deeltijds wordt aangeboden. Misschien zouden zij liever voltijds werken. De meerderheid van de vrouwen ‘kiest’ voor deeltijds werk omwille van zorg voor kinderen of afhankelijke personen (25%) of omwille van persoonlijke of familiale redenen (20,2%). De traditionele verdeling van het werk zoals die in het kostwinnersmodel tot uiting kwam, leeft ook vandaag nog door. Zorg en het huishouden komen vaker bij vrouwen dan bij mannen terecht. Ook na de ‘drukke leeftijd’ wordt er nog gekozen voor deeltijds werk. Bij 55-64-jarigen ligt het aandeel deeltijds werk (37,6%) in Vlaanderen het hoogst. Persoonlijke gezondheidsredenen en zorg voor ouders of partners zijn hier vaak aangehaalde redenen, maar ook de vermoeidheid slaat vaak toe op deze leeftijd; de drukke leeftijd eist zijn tol. Opvallend is dat de meeste deeltijds werkenden in een systeem van 4/5e werken; sommigen zijn één dag per week thuis, anderen werken iedere dag wat minder uren. Dit helpt om een balans in het leven en in het gezin te bereiken.
Ik zou kunnen beargumenteren dat we onze betaalde arbeidstijd moeten herdenken. Ook onbetaald werk, sociale contacten en vrije tijd zijn immers waardevol voor een goed functionerende samenleving. Door onze wekelijkse betaalde arbeidstijd collectief te verminderen zouden we toegeven aan deze waardevolle andere tijd, zou de drukke leeftijd haalbaarder worden en zou men er niet (of minder) uitgeperst uitkomen. Vrouwen zouden minder deeltijds hoeven te gaan werken en mannen kunnen meer tijd maken voor zorg. Collectieve arbeidsduurvermindering is echter een erg complex idee en dat brengt ons hier te ver.
Maar laten we alvast een eerste, kleinere stap zetten. Eentje naar een eerlijkere sociale zekerheid. Want hoewel deeltijds werkenden minder bijdragen aan sociale zekerheid omwille van hun lager loon dan voltijds werkenden, is wat zij naast betaald werk doen vaak ook waardevol voor de samenleving. Door hen hiervoor te ‘bestraffen’ met een lager pensioen en indien ze werkloos vallen met een lagere werkloosheidsuitkering, geven we aan dat de tijd die zij besteed hebben aan zorg er niet toe doet. Vrouwen zijn hier vaak de dupe. Vandaag zien we een erg grote pensioenkloof tussen vrouwen en mannen. Zolang vrouwen vaker deeltijds gaan werken dan mannen, zal deze kloof niet verdwijnen. Mannen kunnen immers net meer gaan werken wanneer vrouwen meer tijd hebben voor het huishouden en de zorg. Het veranderen van genderrollen en traditionele rolverdeling blijkt niet gemakkelijk en gaat erg traag. Tot we in die ideale samenleving leven waar de rollen gelijker verdeeld zijn, waar onbetaalde arbeid meer gewaardeerd wordt en we zien dat een ‘goed’ leven meer is dan enkel betaalde arbeid, zouden we deze ongelijkheid in uitkeringen kunnen verkleinen door iedereen die minstens 4/5e VTE werkt volledige sociale rechten toe te kennen.
Op die manier kunnen moeilijke en drukke periodes opgevangen worden zonder dat men er als oudere of werkloze op afgerekend wordt. Het biedt mensen de mogelijkheid om iets minder te werken, met iets minder loon, maar zonder dat ze bezorgd moeten zijn over de gevolgen voor hun pensioen of werkloosheidsuitkering. Het is slechts een eerste stap en zal niet alle ongelijkheden wegwerken. Voor lage inkomens zal het bijvoorbeeld nog steeds moeilijk zijn om deeltijds te werken vanwege het loonverlies. Maar het kan wel een stap zijn die meer mensen toelaat hun werk gemakkelijker te combineren met zorg en andere activiteiten, in afwachting van meer structurele veranderingen. Dat is mijn voorstel: deeltijds werk (4/5e VTE) met de sociale zekerheid van een voltijds loon. Een systeem ontstaan uit en gebaseerd op solidariteit, zou zo nog wat solidairder worden.