‘In de jaren zestig van de vorige eeuw werd voorspeld dat verveling het grootste probleem van de 21ste eeuw zou zijn’, schrijft de Vlaamse filosoof Ignaas Devisch in zijn boek Rusteloosheid – Pleidooi voor een mateloos leven. Als gevolg van technologische vernieuwing en automatisering zouden onze werkdagen immers veel minder lang zijn. Niets lijkt minder waar. ‘We lijken er niet in te slagen om niets te doen’, schrijft Devisch, ‘en klagen over de drukte van ons dagelijkse leven.’
De cijfers liegen niet: zo’n 36 procent van de Nederlanders voelt zich ten minste één dag per week opgejaagd. Ruim de helft vindt zijn of haar leven weleens ‘te druk’ en zo’n 39 procent voelt zich thuis of op het werk weleens tekortschieten, zo blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Vaak worden moderne verschijnselen als de smartphone en de prestatiemaatschappij erbij gehaald om te verklaren waarom het leven zo vol is. Zijn we inderdaad drukker dan vroeger? En zo ja, waarmee?
Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen individuen. Een alleenstaande ouder met drie kinderen die ook nog eens mantelzorg verleent, zal het een stuk drukker hebben dan een onlangs gepensioneerde die plotsklaps 38 uur aan werkzaamheden in de agenda ziet verdampen. In dit artikel richten we ons op trends en gemiddelden.
Belangrijk is daarbij het verschil tussen objectieve tijdsdruk, die valt te meten, en subjectieve tijdsdruk, zoals die wordt ervaren. Om inzicht te krijgen in die eerste categorie geldt het Tijdsbestedingsonderzoek van het SCP als de meest betrouwbare bron: sinds 1975 houdt een grote groep Nederlanders elke vijf jaar een week lang nauwkeurig bij welke activiteiten ze hebben ondernomen. Wat valt daarbij op?
De werkweek is gemiddeld genomen iets korter geworden. In 2016 duurde de werkweek van de gemiddelde werkende Nederlander tussen de 20 en 65 jaar oud 31 uur, in 1975 was dat nog 32,7 uur. Toch is dat niet het hele verhaal. Want als je het gemiddelde neemt over alle Nederlanders in die leeftijdscategorie, ook de niet-werkenden, dan besteden ze gemiddeld juist meer uren aan betaald werk: in 1975 was dat 17,7 uur per week, in 2016 26,8 uur. Dit komt doordat meer mensen zijn gaan werken, vooral vrouwen. In 1975 had 18 procent van de vrouwen tussen de 20 en de 65 een betaalde baan van meer dan 12 uur in de week, in 2016 was dit 66 procent.
‘Het aantal tweeverdieners is gegroeid en dat maakt de samenleving drukker’, zegt de Utrechtse hoogleraar sociologie Tanja van der Lippe, auteur van Waar blijft mijn tijd? – Waarom we zoveel willen, moeten en kunnen. Vooral het combineren van arbeid en zorgtaken vergroot de tijdsdruk. ‘Vroeger was de vrouw thuis als de man uit zijn werk kwam. Ze kookte en schonk hem een drankje in. Nu werkt de vrouw ook buitenshuis. Twee mensen die rond het spitsuur thuiskomen, dat maakt het leven drukker.’
Gevoelens van gejaagdheid uiten zich bij werkenden aan de randen van de dag, meent socioloog Theun Pieter van Tienoven, die onderzoek doet naar tijdsbesteding aan de Vrije Universiteit Brussel. Sta je in de file? Met welke sluitingstijden van kinderopvang of school moet je rekening houden? ‘Vroeger concentreerde het leven zich rondom één locatie: het huis. Tegenwoordig werken beide ouders en forenzen ze vaak. We verkeren in meer levenssferen met eigen tijdstructuren die met elkaar conflicteren.’ Je werkdag eindigt bijvoorbeeld te laat om op tijd op de opvang te zijn. ‘Hoe meer sociale rollen je hebt, hoe meer je daarmee te maken krijgt en hoe drukker je je voelt. Onze routines zijn complexer geworden.’
‘Nederlandse huisvrouw maakt meer werkuren (62) dan haar echtgenoot’. Dit kopte de Allerhande in 1963 naar aanleiding van een enquête van de Nederlandse Huishoudraad in Den Haag. Daaruit bleek dat de gemiddelde moeder 40 uur en 15 minuten per week druk was met huishoudelijk werk, zoals het eten klaarmaken en wassen en strijken. Daarbovenop kwam nog eens 22 uur en 5 minuten van ‘huishoudelijk werk gemengd met ontspanning’, zoals verstelwerk, hulp aan huisgenoten of de boodschappen.
In de jaren daarna veranderde er veel. Door de opmars van de stofzuiger en wasmachine, maar ook door ontwikkelingen in de kledingindustrie waardoor naaien, breien en verstelwerk minder nodig was, zagen de cijfers er in 1975 wat minder intimiderend uit. De gemiddelde Nederlandse vrouw was toen 29,5 uur per week druk met huishoudelijke taken. Nu is dat 22,8 uur. Vooral vrouwen houden hier vergeleken met vroeger dus meer tijd over – al besteden ze vergeleken met mannen nog steeds 7,5 uur per week méér aan het huishouden.
Maar dat het huishouden minder tijd kost, betekent niet dat het een minder druk gevoel geeft. ‘Vroeger was maandag wasdag en dat deed je met de hand. Nu is wassen een flexibele taak geworden: gezinnen draaien vijf wassen per week op zelfgekozen momenten. Maar je moet er wel steeds aan denken en dat geeft ook druk’, zegt Tanja van der Lippe. ‘Vroeger was er een duidelijk collectief ritme waaraan mensen zich hielden: de winkels waren bijvoorbeeld dicht op zondag. Dat collectieve ritme leidde er ook toe dat je niet alles tegelijkertijd kon doen, al zou je het willen.’
Een serie kijken en ondertussen een werkmail beantwoorden. Koken en tussendoor een kind met huiswerk helpen. Eenvijfde van de tijd combineren Nederlanders twee of meer activiteiten, zo blijkt uit cijfers van het SCP. ‘We multitasken meer dan vroeger en we weten uit onderzoek: wie multitaskt, geeft vaker aan zich opgejaagd te voelen’, zegt SCP-onderzoeker Freek Bucx. Het maakt dus niet alleen uit wát je doet en hoeveel uur je daaraan besteedt, maar ook of je die dingen tegelijk uitvoert.
Hier komt de smartphone om de hoek kijken. ‘Door internet verkeer je vaak in twee werelden tegelijk: de fysieke en de digitale wereld.’ Ook ontspannende activiteiten, zoals het lezen van een boek of het doorbrengen van tijd met dierbaren, kunnen gehaast aanvoelen als er tussendoor appjes en mails worden beantwoord.
Het is de paradox van hoe we onze tijd proberen te optimaliseren: het maakt ons gevoelsmatig vaak alleen maar drukker. Als voorbeeld noemt Tanja van der Lippe sportgedrag. Mensen kiezen tegenwoordig vaker voor individuele sporten, zoals hardlopen, omdat het minder tijd kost dan het verenigingsleven van een sportclub en je lekker zelf kan bepalen wanneer je gaat. ‘Maar bij de voetbalclub staan de tijden van trainingen en wedstrijden gewoon vast, daar wordt het ritme ons gegeven. En dat geeft rust.’
De vrije tijd van de gemiddelde Nederlander blijft door de jaren heen vrij constant: die schommelt nog steeds rond de 44 uur per week, net als in 1975. Het grootste deel van die uren (iets minder dan de helft) besteden we aan mediagebruik, zoals televisiekijken (2 uur per dag), op onze telefoon zitten en lezen. Interessant genoeg is dit tijdsblok een beetje toegenomen, maar niet enorm, ondanks de komst van de smartphone. Hoe kan dat? De manier waarop het dagboekonderzoek van het SCP veel telefoonmomenten ‘mist’, is misschien wel tekenend voor hoe telefoongebruik werkt in het dagelijks leven.
‘Er wordt de respondenten gevraagd: wat deed je de afgelopen tien minuten? Veel mensen schrijven die ene minuut een berichtje checken niet op’, aldus Freek Bucx. Het is dus goed denkbaar dat Nederlanders wel degelijk meer bezig zijn met (sociale) media, maar dat dit door de korte duur van activiteiten niet goed terug is te zien. Maar al dat multitasken geeft dus wel een gejaagd gevoel.
Waar Nederlanders qua tijd op beknibbeld hebben is het contact met familie en vrienden. In 1975 besteedden ze nog 13,5 uur per week aan het onderhouden van sociale contacten, in 2005 was dat gedaald tot net iets meer dan 10 uur per week. Hier valt zowel face-to-face-gezelschap onder als onlinecontact, zoals appen. ‘We zijn enorm ambitieus in onze vrije tijd. Door de volle agenda’s is het lastig afspreken’, zegt Tanja van der Lippe. Ze memoreert hoe haar moeder vroeger haar verjaardag vierde. ‘Iedereen wist dat ze 30 mei jarig was. Ze hoefde geen datumprikker te versturen. De familie kwam die avond gewoon langs voor appeltaart en een glaasje advocaat.’ Socioloog Theun Pieter van Tienoven vult aan: ‘Ik denk niet dat werk ons druk maakt, maar juist al het andere dat we náást ons werk willen doen. We willen steeds meer ondernemen en vinden dat we dat ook moeten kunnen. Dat is toch een beetje de ziekte van deze tijd.’