Voor spelers van 9 tot 99 jaar: Participatie kent geen leeftijd (?)

1 oktober werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot internationale dag van de ouderen. Daarmee wensten ze de aandacht te vestigen op een sterk groeiende groep in onze samenleving en de noden waar deze groep mee geconfronteerd wordt maar ook haar mogelijkheden in de verf te zetten. Samen met CuDOS en SMIT schreef TOR over cultuur- en mediaparticipatie van 55-plussers.

dobcu9ix0aadkhxOuderen van vandaag verschillen sterk van de oudere populatie van weleer en verkeren vaker in nog blakende gezondheid, zijn gemiddeld vitaler en hebben een hoger opleidingsniveau. Toch heersen er over de ouderen in onze samenleving vaak nog stereotype en verouderde beelden. Ook betreffende de vrijetijdsbesteding en participatie van ouderen, leeft nog vaak het idee dat ouderen een homogene groep vormen welke gekenmerkt wordt met een hoge mate van inactiviteit en met gelijklopende interesses en verwachtingen die sterk afwijken van jongere leeftijdsgroepen. In het rapport ‘Voor spelers van 9 tot 99 jaar: participatie kent geen leeftijd (?)’ toetsten onderzoekers van het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie deze veronderstellingen aan de hand van cijfers over de participatie van ouderen. Dit gebeurde op basis van analyses op de participatiesurveys van 2004, 2009 en 2014. De onderzoekers bestudeerden daarbij het participatiegedrag van Vlamingen tussen 55 en 85 jaar oud. De ondergrens werd op de ‘jonge’ leeftijd van 55 jaar gelegd omdat heel wat seniorenwerkingen eveneens deze leeftijdsgrens hanteren, maar tevens om de rol van pensionering te bekijken en om toekomstige tendensen bij 65-plussers te verkennen. In het rapport worden zowel de ouderen anno 2014 bestudeerd, als de verschuivingen in participatiegedrag van 2004 tot 2014.

Verveling

Verveling staat niet in het woordenboek van de Vlaamse 55-plusser. Amper 6% stelt dat hij of zij zich op minstens wekelijks verveelt. Wel behoren activiteiten als uitrusten, luieren en ontspannen merkelijk meer tot het dagelijkse activiteitenpakket van ouderen en nemen deze ‘activiteiten’ ook sterk toe vanaf de leeftijd van 65. Daarnaast blijkt de agenda van een grote groep ouderen ook gevuld met andere meer actieve tijdsbestedingen.

Vrienden en familie

Vrijetijdsactiviteiten met gezin, familie en vrienden staan hoog op de agenda van ouderen, Ouderen maken graag tijd voor kinderen en kleinkinderen. Zo geeft ruim drie op de tien (31,5%) 55- tot 64- jarigen aan dat ze minstens wekelijks ontspannende activiteiten met kinderen of kleinkinderen doen. Ook bij de 65- tot 74 jarigen doet 24% dat minstens wekelijks. Enkel bij de oudste leeftijdsgroep (75- tot 86-jarigen) vinden deze activiteiten met kinderen en kleinkinderen beduidend minder plaats. Tevens blijft het ontmoeten van andere familieleden en vrienden belangrijk in het leven van ouderen. Wel neemt het aandeel personen dat op frequente basis buitenshuis activiteiten doet met vrienden of kennissen sterk af bij de oudste leeftijdsgroep. Zij verkiezen vaker –omwille van o.a. beperktere mobiliteit- om thuis te blijven en vrienden en familie thuis te ontmoeten.

Reizen

De toerismesector heeft zich de laatste jaren sterk toegelegd op de ontwikkeling van reisprogramma’s voor senioren en met reden. 55- tot 64-jarigen doen niet onder voor jongere leeftijdsgroepen wat betreft reizen of op weekend gaan. Van de 55- tot 64-jarigen ging nog ruim drie kwart (76,8%) het voorgaande jaar op reis en ongeveer de helft (52,5%) ging zelfs meermaals op reis (of op weekend). Wel neemt reizen sterk af naarmate de leeftijd vordert. Bij de 65- tot 74-jarigen heeft nog 66% het voorbije jaar een reis ondernomen, bij de 75- tot 86-jarigen slechts 42%. En respectievelijk 45,5% en 27% ging het voorgaande jaar meermaals per jaar op reis of op weekend.

Mediaparticipatie

De traditionele media blijven sterke pijlers binnen het mediagebruik van de oudere Vlaming. De papieren krant, radio, en televisie blijven populair bij de drie oudere leeftijdsgroepen.De enige uitzondering hierop is de radio, waar opvalt dat het radiogebruik afneemt met het ouder worden. Van de 55- tot 64-jargien luistert nog 64% dagelijks naar de radio, bij de 75- tot 86-jarigen is dit nog 52%.

Ook bij de oudere bevolking doet een stijgende inburgering van computer, mobiele media, en internet zich voor. Hoewel de digitale kloof nog duidelijk zichtbaar blijft, kan bij elk van de oudere leeftijdsgroepen een duidelijke groei in gebruik van nieuwe media worden vastgesteld. Zo gebruikte in 2004 bijvoorbeeld slechts 1,5% van de 75-plussers dagelijks het internet, in 2014 is dat al 16,5%. Bij de 65-74 jarigen steeg het dagelijks internetgebruik in diezelfde periode van 3% naar 40,5% en bij de 55-64 jarigen van 11% naar 51%. De digitale kloof lijkt zodoende met rasse schreden gedicht te worden. De kloof is evenwel nog niet gedicht en duidelijke leeftijdsverschillen blijven er ook nog in het actief gebruiken van internet. Zo blijkt het gebruik van het internet voor het opzoeken van informatie, en het volgen van de actualiteit te dalen bij elke volgende leeftijdscategorie. Deze verschillen trekken zich eveneens door naar het online participeren aan cultuur.

Cultuurparticipatie

Een op de vijf (19,9%) ouderen tussen 55 en 64 jaar is amateurkunstenaar. Dit percentage daalt naar 16% bij de 65- tot 74-jarigen en 15,5% bij de 75- tot 84-jarigen. Het aandeel ouderen dat amateurkunst beoefent verschilt slechts beperkt van de 35- tot 54-jarigen. Vooral op zeer jeugdige leeftijd ligt de actieve cultuurparticipatie zeer hoog, nadien daalt deze sterk maar zij die niet afhaken op dat moment blijven de actieve cultuurparticipatie vaak tot op hoge leeftijd continueren. Actieve cultuurparticipatie situeert zich bij ouderen vooral binnen de muziek: 7 procent van de 55-plussers zingt of bespeelt een muziekinstrument.

Bij de uithuizige receptieve cultuurparticipatie stellen we met uitzondering van het bijwonen van klassieke concerten een duidelijk dalende lineaire trend vast vanaf de leeftijd van 55. Voor klassieke concerten ligt de participatiegraad daarentegen het hoogst bij de 65- tot 74-jarigen. Vergelijken we de 55-plussers met de jongere leeftijdsgroepen, dan stellen we duidelijke smaakverschillen vast. Personen met een leeftijd van 55 tot 64 jaar participeren bijvoorbeeld meer dan de jongere leeftijdsgroepen aan highbrow cultuur zoals klassieke concerten, kunstmusea en tentoonstellingen en kunstige podiumvoorstellingen. Met uitzondering van de klassieke concerten wordt nadien wel een dalende trend ingezet. Voor de andere meer ‘lowbrow’ vormen van receptieve cultuurparticipatie zien we deze dalende trend over de gehele levensloop: jongeren participeren hier het sterkst en met elke leeftijdsgroep daalt de participatiegraad. Bezoek aan erfgoed vormt een uitzondering; monumenten en historische gebouwen worden in gelijke mate door 55-64 jarigen bezocht als door jongere leeftijdsgroepen. De participatiegraad ligt hier pas echt lager bij de 75-plussers.

Lang niet voor alle cultuurvormen merken we veranderingen over de tijd en wanneer er zich veranderingen voordoen, doen ze zich vaak niet voor alle leeftijdsgroepen voor. Toch zijn er een aantal duidelijke en opvallende trends. In vergelijking met 2004 woonden in 2014 bv. drie keer zoveel 65- tot 74-jarigen en ongeveer twee keer zoveel 55- tot 64-jarigen en 75-plussers een niet-klassiek (rock, blues, jazz, wereldmuziek, …) concert bij. Bij het bezoek aan klassieke concerten en bioscoop, manifesteert de stijgende participatiegraad zich enkel bij de twee oudste groepen. Bij bioscopen nemen we zelfs een vervijfvoudiging van de participatie waar bij de 75-plussers (in 2004 was 1,5% van de 75-plussers het afgelopen half jaar naar een bioscoop geweest, in 2014 betrof dit 9,4%). Deze oudste groep is over de tijd ook meer naar musea en tentoonstellingen (exclusief de kunstmusea en – tentoonstellingen) en naar podiumvoorstellingen gegaan. Door deze bewegingen is de leeftijdskloof in deze uithuizige cultuurparticipatie merkelijk kleiner geworden op tien jaar tijd, maar evenwel nog niet gedicht. Een sterk participerende oudere bevolking dient zich aan, maar met andere culturele
interesses dan de generaties ervoor.

Sociaal-culturele participatie

Hoewel het verenigingsleven en vrijwilligerswerk vaak een fysieke inspanning vraagt, blijken ouderen nog zeer actief in het verenigingsleven. In het algemeen stellen we over de leeftijd wel een lichte daling vast, maar toch is ook bij de 75-plussers nog steeds 50% actief in het verenigingsleven. Alleen in sportverenigingen daalt de deelname aanzienlijk bij de oudere leeftijdsgroepen. Inzake het vrijwilligerswerk zijn 75-plussers in lijn met de verwachtingen minder actief. Opvallend is wel dat wanneer oudere leeftijdsgroepen vrijwilligerswerk verrichten ze een regelmatiger engagement vertonen dan jongere leeftijdsgroepen. Daarnaast engageren ouderen zich in andere types van verenigingen dan de jongere leeftijdsgroepen: o.a. welzijnsverenigingen, ouderen- of
vrouwenverenigingen en sociale verenigingen zijn verenigingen waarin ouderen wel eens
vrijwilligerswerk plegen.

Over de tijd is de deelname aan het verenigingsleven gedaald bij de oudere populatie. Bij elk van de oudere leeftijdsgroepen stellen we een algemene daling vast in de participatie aan het verenigingsleven tussen 2004 en 2014. Deze daling is het grootst voor de 64- tot 75-jarigen waar de participatiegraad met maar liefst 13 procentpunten daalt op tien jaar tijd. Alleen bij wijk- en buurtcomités is een stijging merkbaar bij 55-64 jarigen en 65-74 jarigen. Voor de andere verenigingssoorten, blijft de deelname stabiel of daalt ze. Zo noteren we bv. een dalende participatiegraad bij natuurverenigingen, verenigingen die anderen helpen, vrouwenverenigingen, cultuurfondsen, verenigingen voor gepensioneerden, 3e wereld- en mensenrechtenverenigingen, erfgoedverenigingen, gemeentelijke cultuur-, sport- of jeugdraden en politieke verenigingen. Bij de meeste van deze verenigingen daalt de participatie vooral bij de 55- tot 64-jarigen. Bij de seniorenvereniging en sluiten niet alleen de 55- tot 64-jarigen zich minder aan, ook de 65- tot 74-jarigen zijn over de tijd minder gaan deelnemen aan deze verenigingen. 65-plussers voelen zich dus merkelijk minder aangesproken door organisaties die expliciet op ouderen focussen, een trend die wellicht in de toekomst zich zal verder zetten, aangezien ook bij de volgende generaties ouderen steeds minder enthousiasme blijkt.

Een homogene groep?

Net als “de jongere” bestaat “de oudere” niet. Naast groepen die weinig tot niet participeren aan het sociale en culturele leven, vinden we bij de ouderen ook groepen terug die zeer actief participeren. Sommige ouderen oriënteren zich daarbij op een breed gamma aan activiteiten, anderen focussen op specifieke vrijetijdsdomeinen (bv. deelname aan het verenigingsleven, cultuurparticipatie of familieactiviteiten).

De verschillen op het vlak van participatie tussen personen aan de vooravond van hun pensioen, en personen die al enige jaren op rust zijn, zijn zeer groot. Zowel op het vlak van interessesferen, de activiteiten waaraan men participeert, de frequentie waarin men participeert als de drempels die men ervaart, onderscheiden ouderen zich sterk naargelang hun leeftijd en de levensfase waarin ze zich bevinden. Zeker bij de ‘jongere’ ouderen, stellen we vast dat nog heel wat personen zeer actief zijn op het vlak van sociale en culturele participatie (en ook sport). Naarmate de leeftijd en levensomstandigheden wijzigen spelen andere drempels (bv. zwakkere gezondheid) en worden andere prioriteiten naar voor geschoven. Een belangrijk aspect daarin vormt de tijdsbeleving van ouderen. Enerzijds wordt met het wegvallen van allerlei verplichtingen (werk, zorg voor kinderen, …) de hoeveelheid tijd die men vrij kan besteden alsmaar ruimer. Anderzijds neemt bij ouderen het gevoel toe dat de hoeveelheid tijd die nog rest steeds korter wordt. Een deel van de ouderen snoeit daarom in de vrijetijdsactiviteiten en brengt zijn of haar vrije tijd vooral door in het gezelschap van familie en vrienden. Deze groep heeft andere verwachtingen ten aanzien van het vrijetijds- en het cultuuraanbod dan de –doorgaans jongere – groep die nog sterk de activiteiten continueert die men op jongere leeftijd deed.

De bevindingen wijzen niet alleen op leeftijds- en levensfaseverschillen maar tevens op generatieverschillen. De huidige generatie van 55-plussers vertonen andere interesses en andere participatiepatronen dan de 55-plussers van 10 jaar geleden. Ook de vertrouwdheid met nieuwe media is generatiegebonden. De digitaal onderlegde oudere is in opmars. Maar op dit moment maken nog lang niet alle ouderen actief gebruik van online tools. De digitale ontwikkelingen gaan aan heel wat 55-plussers en zeker de 75-plussers voorbij. Zij vinden zich te oud om digitale vaardigheden aan te leren en mogelijkheden op dit vlak te verkennen. In een samenleving waarin meer en meer wordt ingezet op digitale communicatie en promotie van activiteiten, dreigt een deel van de oudere bevolking sociaal geïsoleerd te worden.

Daarnaast doen zich ook bij de oudere leeftijdsgroepen de sociale breuklijnen voor die we bij jongere leeftijdsgroepen terugvinden. Ook bij ouderen speelt het onderwijs dat men heeft genoten de belangrijkste voorspeller van de participatie.

Publicatie

De Baere, M, F. Mullens, J. Siongers, R Vandenplas (2017): Voor spelers van 9 tot 99 jaar: participatie kent geen leeftijd (?). Departement Cultuur, Jeugd en Media, Brussel: Departement Cultuur, Jeugd en Media, Brussel: Vakgroep Sociologie, Onderzoeksgroep TOR (140 blz.) - TOR 2018/20.

Rapport in pdf