‘Vrouwen hebben het feminisme, voor mannen is er niks’

KNACK. 5 juli 2023. Door Karin Eeckhout en Han Renard

 

‘Vrouwen hebben het feminisme, voor mannen is er niks’. De voorbije decennia hebben vrouwen mannen op heel wat gebieden bijgebeend. Nogal wat mannen worstelen met die nieuwe realiteit.

Het gaat niet goed met onze jongens en mannen, betoogt de Brits-Amerikaanse publicist Richard Reeves, tot 2012 topadviseur van de Britse vicepremier Nick Clegg. Reeves publiceerde eind vorig jaar het bejubelde Of Boys and Men, Why the Modern Male Is Struggling, Why It Matters, and What to Do about It. Daarin schetst hij een somber beeld van hedendaagse mannen. Grote verschuivingen in de sekseverhoudingen in korte tijd zorgden voor een spectaculaire inhaal­ beweging van meisjes en vrouwen in het onderwijs, op de werkvloer en in het gezin. Gevolg is een mannelijke identiteitscrisis, een ‘mannelijke malaise’, in heel de westerse wereld. Pleiten voor meer aandacht voor specifieke mannenproblemen ligt gevoelig, erkent Reeves, vader van drie zonen. Het lijkt al snel alsof je het wel mooi vindt geweest met alle beleidsinspanningen om de achterstand van vrouwen weg te werken. Maar gender­ ongelijkheid kan in twee richtingen gaan, aldus Reeves. Het is ook geen nulsomspel: iets geven aan de mannen betekent niet dat je de vrouwen iets afpakt en omgekeerd. Toch ervaart een groep mannen de culturele veranderingen richting gendergelijkheid als verlies. Ze hebben het gevoel tekort te schieten in hun rol als man. Dat kan ­leiden tot gevoelens van vernedering, schaamte en wrok.

Sinds eind jaren 1980 doen meisjes het ­beter in het onderwijs dan jongens. Niet alleen in Amerika, ook in België, dat is uitvoerig onderzocht en gedocumenteerd. Meisjes behalen hogere punten, blijven minder vaak zitten, verlaten minder vaak vroegtijdig de school en behalen meer universitaire diploma’s dan jongens. Dat heeft met velerlei factoren te maken, ook met genderstereotypen en de drang naar masculiniteit die netjes studeren in de weg staat – bij hun leeftijdsgenoten scoren jongens niet met hard werken voor school. Volgens Reeves heeft het ook veel te maken met de ongelijke ontwikkeling van het brein. De prefrontale cortex, het deel van de hersenen waarin we plannen en anticiperen, is bij meisjes eerder ont­wikkeld dan bij jongens. Dat helpt om ­huiswerk te organiseren, taken binnen de deadline in te leveren en tijdig te beginnen met ­studeren.

Redshirt

De Nederlander Lauk Woltring, gedragsdeskundige en onderwijsadviseur, doet al 45 jaar onderzoek naar de problemen van jongens en mannen en schreef er verschillende boeken over. Woltring is blij dat er dankzij een klinkende naam als Reeves internationaal meer aandacht komt voor het thema waarvan hij zijn levenswerk heeft gemaakt. ‘Ik krijg nu ook meer interviewaanvragen’, lacht hij.

‘Sekseverschillen zijn natuurlijk geen excuus voor mannelijk wangedrag’, zegt Woltrink. ‘We mogen ze ook niet uitvergroten. Maar de ontwikkeling van jongens verloopt gewoon anders. Bij jongens gaat de rijping van taal en zelfmanagement ­trager. Jongens kunnen dat ook allemaal leren, hoor, maar dan moet je daar in het onderwijs en de opvoeding specifiek op inspelen. Jongens willen bijvoorbeeld bewegen. Ze hebben testosteron, een heel leuk maar ook impulsief hormoon. Ons talige lessysteem, met allemaal netjes stilzitten, is voor veel jongens een ramp.’

Woltring pleit er daarom voor goed te kijken hoe ver een kind is voordat het naar het secundair onderwijs gaat: ‘Waar is dít kind nú aan toe?’

Reeves doet in zijn boek concrete suggesties voor een onderwijssysteem dat beter recht doet aan typische kenmerken van jongens. Zijn meest ingrijpende voorstel is alle jongens een jaar later met school laten beginnen. ‘Redshirt the boys’, aldus Reeves, met een term geleend uit de Amerikaanse universiteitssport, waarbij een eerstejaarsstudent in rood T-shirt wel meetraint met zijn team, maar nog niet in de reguliere competitie wordt opgesteld.

Tragere jongens

Ondanks praktische en wettelijke bezwaren vindt Wim Beyers, professor ontwikkelingspsychologie aan de UGent, een maatregel als redshirting het overwegen waard. ‘De biologische en psychosociale ontwikkeling gaat in de puberteitsjaren, tussen pakweg de leeftijd van 11 en 15, bij jongens gemiddeld twee jaar trager dan bij meisjes. Op grond van die biologische ontwikkeling, zowel lichamelijk als in de o hersenen, pleit ik soms voor gescheiden onderwijs van jongens en meisjes in de ­eerste graad van het secundair onderwijs,’ zegt Beyers, ‘voor meer individuele trajecten, niet iedereen hoeft immers in het­zelfde tempo de school te doorlopen. Of, waarom niet, voor het idee om jongens een jaar later met school te laten beginnen.’

Het onderwijs ‘geslachtsspecifieker’ ­maken zou volgens Beyers ‘beter tegemoet­ komen aan de ontwikkelingskansen van álle jongeren. Als je de PISA-cijfers erbij neemt, zie je een groep jongens die sterk achterop begint te hinken in de beginjaren van de adolescentie, zo van het eerste tot het vierde middelbaar. Het gaat niet om alle jongens, maar om een subgroep van jongens die laatrijp zijn, en in die jaren in hun ontwikkeling eigenlijk nog op het e ­ inde van de kinderfase zitten. Dat gaat vaak gepaard met nog veel onrust en impulsief gedrag.’

Die jongens op school maar laten aanmodderen, kan ze als volwassen mannen zuur opbreken. ‘Laatrijp zijn bij jongens wordt algemeen beschouwd als een risicofactor op de lange termijn. Voor sociale aanpassing, voor het maken van vrienden, en voor slaagkansen op de arbeidsmarkt’, zegt de ontwikkelingspsycholoog. ‘Het zou daarom goed zijn als we de kennis over de verschillen in ontwikkeling tussen jongens en meisjes niet zomaar wegduwen en ook in België eens breed gaan onderzoeken hoe we daar rekening mee kunnen houden in ons onderwijs.’

Meteorietinslag

Vroeger draaide het bij mannen allemaal om werk, inkomen en status. Met de massale intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt zijn mannen niet langer per definitie de (enige) kostwinner in het huishouden. Steeds vaker verdienen vrouwen zelfs meer dan mannen, omdat ze beter opgeleid zijn en omdat de arbeidsmarkt vandaag ­communicatieve en talige vaardigheden hoger waardeert dan spierkracht. ‘In 1979 verdiende slechts 13 procent van de ­vrouwen meer dan de gemiddelde man in Amerika’, schrijft Reeves. ‘Nu is dat 40 procent.’

Tot vrouwen kinderen krijgen is de­ ­gender pay gap per uur bijna verdwenen. Dat vrouwen gemiddeld nog minder verdienen dan mannen ligt volgens Reeves niet aan de discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, maar aan een motherhood penalty. Het moederschap heeft op de ­carrières van vrouwen, aldus de auteur, ‘het effect van een meteorietinslag’.

In België verdienen vrouwen volgens cijfers van Statbel uit 2021 tot hun 25e 0,1 procent meer dan mannen. ‘Ook in ­Nederland’, bevestigt onderzoeker Woltring, ‘verdienen vrouwen nu tot hun 30e per uur meer dan mannen. Omdat die beter opgeleide vrouwen nu eenmaal betere banen krijgen. Nadien verandert dat.’ Reeves, die vandaag in Amerika woont en werkt, besteedt ook veel aandacht aan de specifieke situatie van Afro-Amerikaanse mannen. In Amerika verdienen zwarte mannen nu 14 procent minder dan witte vrouwen (en 33 procent minder dan ­witte mannen). Tussen witte vrouwen en zwarte mannen ontstaat aldus een ‘omgekeerde gender gap’, schrijft Reeves, aangevuld met een race gap.

Inactieve mannen

Een andere bezorgdheid die Reeves uit in zijn boek: het groeiende aantal mannen dat zich terugtrekt uit de arbeidsmarkt. Het gaat in de Verenigde Staten om 9 miljoen inactieve mannen, dat wil zeggen mannen die niet aan het werk zijn en ook geen job zoeken.

Uit een studie van UGent@Work, een interdisciplinair platform van UGent- onderzoekers, is onlangs gebleken dat de inactiviteitsgraad van mannen in België met 16,5 procent flink boven het Europese gemiddelde van 13,2 procent zit. ‘Alleen in Kroatië en Italië zijn nog meer mannen tussen de 25 en 64 jaar inactief’, zegt professor arbeidseconomie Stijn Baert van de UGent, die aan de studie meewerkte.

Naar verklaringen voor die slechte Belgische score is het niet ver zoeken: het aantal voortijdige schoolverlaters is hoog, het overgrote deel van hen zijn mannen, en in ons land is minder dan de helft van de mensen zonder diploma secundair onderwijs aan het werk. Ook al is de in- activiteitsgraad van vrouwen nog altijd hoger (25,3 procent), de stijging van het percentage werkenden hebben we volgens Baert zo goed als helemaal te danken aan hoogopgeleiden en vrouwen. ‘Onder kort- geschoolden en mannen werd het af- gelopen decennium amper of geen winst meer geboekt.’

Rattenvangers

Mannen moeten niet zeuren, ze behoren in onze patriarchale samenleving tot de ­dominante, geprivilegieerde groep. Het is een veelgehoorde reactie als iemand probleem van mannen aankaart. Medelijden hoeft ook niet, maar wat onbevangen in­teresse in de mannelijke conditie vandaag zou heel welkom zijn, vindt seksuoloog Alexander Witpas, die zich al vele jaren in mannelijkheid verdiept. ‘Gaat het met meisjes en vrouwen nou allemaal geweldig? Zeker niet. Maar er zijn ook heel wat problemen van mannen. Volgens UNESCO-­cijfers gaan wereldwijd op dit moment meer ­jongens dan meisjes niet naar school. Maar dat verandert niks aan campagnes van Plan International. Die zijn nog altijd gefocust op meisjes. Hetzelfde met slachtoffers van ­seksueel geweld. Daar zitten ook heel wat jongens en mannen bij. Dat weten we al ­decennia, maar ook daar gebeurt niks mee.’

Bij vrouwenproblemen wordt gekeken naar onderdrukkende maatschappelijke structuren, maar als er al aandacht gaat naar mannenproblemen, aldus Witpas, mondt dat snel uit in victimblaming: ­‘Mannen heten toxisch, niet slim genoeg, gevaarlijk en defect.’

Daarmee zit Witpas op de lijn van Reeves. Die wijst erop dat sinds de MeToo-beweging veel jonge mannen zelden iets positiefs horen over mannelijkheid. Hun kwaliteiten komen niet in beeld, ze krijgen vooral kritiek op de problematische aspecten van mannelijkheid, zeker ook als het gaat over hun seksualiteit. Tegelijk zijn vrouwen dankzij hun financiële onafhankelijkheid niet langer tot het huwelijk veroordeeld. Ze hebben keuzevrijheid op het vlak van seksualiteit en relaties, waardoor s­ommige mannen, niet zelden gefrustreerd en vernederd, aan de kant blijven staan.

‘Extreemrechtse rattenvangers, influencers en zelfhulpgoeroes gaan met de boosheid en verliesgevoelens van die jongens en jonge mannen aan de haal’, zegt Woltring. Dat verklaart het succes van iemand als de voormalige kickbokser Andrew Tate, die met zijn gewelddadige, misogyne boodschap en zijn cultus van het snelle geld, dure auto’s en mooie vrouwen, als influencer wereldwijd een miljoenenachterban heeft verzameld. Tate, tot voor kort in voorhechtenis in de gevangenis en op dit moment onder huisarrest op verdenking van verkrachting en vrouwenhandel, spiegelt jonge mannen een utopische droomwereld voor. ‘Toen mannen zogezegd nog “echte” mannen en de baas waren’, aldus Woltring.

Mannen snakken naar een nieuw, positief verhaal over mannelijkheid, betoogt ­Reeves. Daarvoor moeten we volgens de auteur werken aan veel meer en ook meer veelzijdige mannelijke rolmodellen, als alternatief voor retrograde mannengoeroes zoals Andrew Tate of de Canadese conservatieve psycholoog Jordan Peterson.

Mannen voor de klas

Veel jongens groeien vandaag op met overwegend volwassen vrouwen om zich heen, thuis, in de kinderopvang en op school, waar het lerarenkorps sterk is ver­vrouwelijkt. Maar you can’t be what you can’t see geldt ook voor jongens. Reeves pleit voor veel meer inspanningen om mannen voor de klas en in de zorg te krijgen. Overheden hebben, terecht, geld noch moeite gespaard om vrouwen naar STEM-richtingen en zogenaamd mannelijke beroepen te lokken. Maar de andere kant van de medaille ontbreekt. Meer mannen in vrouwenberoepen krijgen is sowieso moeilijker dan omgekeerd, omdat typisch vrouwelijke sectoren onderbetaald en ondergewaardeerd zijn. ‘En je zult ook iets moeten doen aan de stigmatisering van mannen in die sectoren’, zegt Witpas. ‘Als je weet dat je in de kinderopvang geregeld kunt worden geconfronteerd met argwaan van ouders, wordt het heel lastig om mannen te motiveren.’

Jongens en mannen, zeggen experts, denken zich aan allerlei codes te moeten houden die hen beperken, maar houden elkaar daarbij in de tang. Dat wordt nog versterkt door media en reclame. De bestaande gender­ patronen zijn zo al vaak beperkender voor mannen dan voor vrouwen.

‘Een jong meisje dat gaat voetballen, vinden we meestal fantastisch. Maar een jongen die gaat balletdansen, dat ligt moeilijker’, zegt professor sociologie Theun ­Pieter van Tienoven (VUB). ‘Mannen profiteren natuurlijk ook het meest van de heersende normen en machtsstructuren. Als je als vrouw wordt weggestopt in een huis waar je onzichtbaar en onbetaald werk moet doen, heb je veel te winnen bij het aanvechten van de norm. Mannen moeten macht en status opgeven als ze van de norm afwijken. Ze zien dus vaak niet in wat ze bij gendergelijkheid te winnen hebben.’

Terwijl gelijke sekseverhoudingen voor mannen best een aantrekkelijk perspectief kunnen zijn, vervolgt Van Tienoven. ‘Mannen kunnen veel terugkrijgen voor een omslag richting meer gendergelijkheid: meer tijd voor de kinderen en hun rol als vader, meer betekenisvolle relaties en dus mogelijk ook meer persoonlijke voldoening in het leven.’

Maar er is nog een lange weg te gaan, gelooft de socioloog. ‘Probeer je als vrouw uit de gedomineerde groep te breken, dan kun je je identificeren met het feminisme. Voor mannen die de omgekeerde beweging willen maken, is er eigenlijk niets om zich mee te identificeren. Dat vat de toestand wel zo’n beetje samen.’

Mannenpartij

Alexander Witpas, die het met cijfers en statistieken gedocumenteerde betoog van Richard Reeves over worstelende mannen ‘voor 90 procent’ onderschrijft, vraagt zich wel af hoe dat studiemateriaal ooit zal leiden tot concrete acties die mannen ten goede komen.

Om die reden is hij een ‘politieke mannenbeweging’ niet ongenegen. ‘Oplossingen voor mannenproblemen zullen er niet vanzelf komen. We weten al dertig jaar dat er problemen zijn. Mannen zullen zich politiek moeten organiseren om te wegen op het beleid.’

Het is niet omdat machtsposities in de samenleving nog vaak door mannen worden bezet, dat er ook gepaste aandacht is voor minder succesvolle seksegenoten, vindt Witpas. Denk aan al die mannen in krap betaalde, vuile en ongezonde beroepen. ‘Die 1 procent mannen aan de top doet heel weinig voor die 99 procent andere mannen.’ Extra beleid op maat van mannen hoeft ook niet ten koste te gaan van vrouwen. ‘De slogan van feministen was altijd: als we de samenleving beter maken voor vrouwen, wordt het beter voor iedereen. Het omgekeerde is óók waar.’