In opdracht van ZIJkant onderzocht Theun Pieter van Tienoven van de TOR-onderzoeksgroep (VUB) de gevolgen van vaderschaps- en ouderschapsverlof op de beleving en verdeling van betaald en onbetaald werk binnen het gezin. Het onderzoek richt zich op alle mannen die de afgelopen vijf jaar vader zijn geworden en bestaat uit een vragenlijst en een interview. De traditionele rollenpatronen blijken nog zeer sterk aanwezig: de eerste plaats van vaders blijft nog altijd de werkvloer, die van vrouwen bij de kinderen
Vaders zien het opnemen van vaderschapsverlof weliswaar als een vanzelfsprekendheid, en pleiten zelfs voor het verplicht maken van dit verlof, maar ze voelen de hete adem van de baas en de morele werkplicht in hun nek. Twintig dagen zien ze als de bovengrens, het werk blijft immers liggen. Mannen vinden dan ook dat de komst van een kind hun carrière of loon negatief beïnvloedt. Vreemd genoeg denken ze niet dat dit voor hun partner geldt. Ook zorgt dit verlof niet voor een gelijkwaardigere verdeling van de zorgtaken: voor de meeste vaders dient hun vaderschapsverlof vooral om hun partners te ondersteunen tijdens die eerste hectische weken.
Na het vaderschapsverlof ook nog ouderschapsverlof opnemen blijkt minder evident, niet in het minst door de perceptie van dit verlof – ook door de vaders zelf – als “vrije tijd”, om “thuis te zitten”. Ze krijgen onvoldoende ondersteuning van de werkgever, en vrezen een negatieve impact op hun carrière. En belangrijk: het loonverlies is een groot obstakel. Wie het verlof wél opneemt, doet dit vooral om de logistieke puzzel te doen passen – de woensdagmiddagen! – , en toch ook om wat me-time te hebben.
Ondanks de stereotiepe taakverdeling blijkt uit het TOR-onderzoek dat zo goed als alle vaders voorstander zijn van een verplichting van het vaderschapsverlof. Ook is bijna iedereen het erover eens dat een gelijkschakeling van de lengte van het vaderschapsverlof en de moederschapsrust meer gelijke kansen zou bieden. Het verlof werd recent al uitgebreid naar twintig dagen. Op basis van het rapport pleit ZIJkant ervoor om het nog gradueel verder uit te breiden tot het – net als de moederschapsrust – vijftien weken bedraagt. Hierdoor staan vrouwen en mannen niet alleen op gelijke voet thuis, maar ook op het werk. Twintig dagen zijn duidelijk te kort om tot een mentaliteitswijziging te komen.
Eveneens op basis van de resultaten blijft ZIJkant ijveren voor het invoeren van de kortere werkweek. Het grote aandeel deeltijds werk bij vrouwen wijst op een combinatieprobleem, en ook de geïnterviewde vaders benadrukken dat de verschillende levenssferen niet zijn afgestemd: “Schooluren zijn nu eenmaal verschrikkelijk voor werkende ouders”. Een dertigurenweek geeft zowel vrouwen als mannen de kans om een carrière uit te bouwen, kinderen op te vangen én tijd te hebben voor elkaar. Uiteindelijk verlangen ook mannen, zo vertelt het TOR-onderzoek, duidelijk naar meer tijd samen met het gezin.
Meer informatie op equalpayday.be.
Het volledige rapport kan hier worden gedownload.