De relatie tussen sociale participatie, culturele participatie en gevoelens van onveilighied en etnocentrisme

  • Period: 15/12/2004 to 30/09/2005
  • Subsidising organisation: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
  • Voorstelling en Betekenis
  • Promotor: M. Elchardus (VUB - Vakgroep Sociologie)
  • Onderzoeker: J. Claeys (VUB - Vakgroep Sociologie)

In het kader van de studiedag ‘Vlaanderen gepeild’ (september 2005) van de administratie Planning en Statistiek van de Vlaamse Gemeenschap voorzag de onderzoeksgroep TOR in een bijdrage die handelt over de cultuurparticipatie van de Vlamingen.
Deze bijdrage behandelt twee hoofdvragen. Ten eerste, heeft sociale participatie een effect op cultuurparticipatie? In tegenstelling met de idee van de individuele, culturele ‘bricoleur’ stelt recent Vlaams en Nederlands onderzoek immers vast dat de smaakvoorkeuren en vrijetijdsbesteding van individuen samenhangen met collectieve determinanten zoals opleidingsniveau, leeftijd, geslacht en familiale herkomst. Sommige auteurs stellen dat bij de studie van de vrijetijdsbesteding echter te weinig rekening wordt gehouden met de sociale netwerken waarin individuen zich bevinden en met de mate waarin deze individuen aan het verenigingsleven participeren.
Ten tweede, heeft cultuurparticipatie effecten op individuele mens- en maatschappijbeelden? Dat participatie aan het verenigingsleven gevoelens van onbehagen en een pessimistisch mens- en maatschappijbeeld tegenwerkt, is reeds bekend. De invloed van cultuurparticipatie op dergelijke attitudes is daarentegen minder uitvoerig verkend.
In de analyse wordt gebruik gemaakt van de surveys van de Administratie Planning en Statistiek (APS) van 1999, 2001, 2003 en 2004. Dit laat tevens toe de evolutie van cultuurparticipatie tussen 1999 en 2004 te bekijken. Slechts 3 à 4% van de volwassen bevolking participeert regelmatig (maandelijks of meer) aan zogeheten “hogere” of “legitieme” cultuur. Grote groepen van de bevolking, twee derde tot 86%, bezochten nooit een opvoering van theater, opera of ballet. Daarenboven vinden we aanwijzingen dat die bijzonder kleine mate van participatie van 2001 tot 2004 een verdere daling vertoont. Vooral socialiserende instellingen (school, ouderlijk gezin, massamedia) beïnvloeden de cultuurparticipatie.
Beide onderzoeksvragen worden bevestigend geantwoord. De participatie aan verenigingen met een sociaal-cultureel karakter gaat gepaard met een hogere graad van cultuurparticipatie. Controlerend voor een aantal andere mogelijke invloeden, blijkt “legitieme” cultuurparticipatie daarenboven gepaard te gaan met grotere verdraagzaamheid.