Opinie: Maak van gestandaardiseerde toetsen geen centrale testen.

Bram Spruyt – Hoofddocent, VUB

Mieke Van Houtte – Hoogleraar, UGent

Deze opiniebijdrage verscheen eerder in De Standaard.


Wouter Duyck maakt in zijn opiniebijdrage een karikatuur van de kritiek die Vincent Ginis en Sylvia Wenmackers samen met andere leden van de Jonge Academie formuleerden op de intentie tot het invoeren van centrale toetsen in het secundair onderwijs. De kern van hun opiniebijdrage was niet dat gestandaardiseerde toetsen geen meerwaarde bieden. Dat is overduidelijk wel het geval. De kern van hun betoog was wel dat de randvoorwaarden opdat dergelijke centrale toetsen zouden kunnen werken overduidelijk niet vervuld zijn. Ook de neveneffecten van centrale toetsen, die we kennen door ervaringen in het buitenland, worden genegeerd.

 

In dit debat worden, ten eerste, gestandaardiseerde toetsen vaak verward met centrale, door de overheid georganiseerde, toetsen. We hebben in Vlaanderen vandaag geen centrale toetsen, maar in het basisonderwijs worden wel al goed uitgewerkte gestandaardiseerde toetsen gebruikt voor de permanente kwaliteitszorg. Het secundair onderwijs loopt iets achter, maar ook daar lopen momenteel heel beloftevolle initiatieven. Wat we moeten doen, is die initiatieven aanmoedigen, versterken en begeleiden, niet een soort parallel gecentraliseerd controlesysteem ontwikkelen. Dat laatste ook al niet, omdat de bestaande peilingsproeven en PISA testen al bij al bitter weinig aanknopingspunten hebben opgeleverd voor waarom de onderwijsuitkomsten in Vlaanderen achteruitgaan. Er is een dalende instructietijd en veel meer weten we eigenlijk niet.

Ten tweede, blijft onduidelijk wat de inhoudelijke richting is waarin dergelijke centrale testen zullen ontwikkeld worden. Beoogt men toetsen die aangepast zijn aan het type onderwijs en de onderwijsrichting die leerlingen volgen zoals vandaag de peilingsproeven? Dat wordt dan een gigantische onderneming. Of beoogt men een soort permanente PISA-test te installeren? In dat geval zullen leerlingen dus ook beoordeeld worden op kennis en vaardigheden die ze niet noodzakelijk ook in hun onderwijs aangeleerd hebben gekregen. Gaat men alle leerlingen testen? Of alleen diegene in de doorstroomrichtingen van het reguliere onderwijs? Afhankelijk van de antwoorden op die vragen, gaat testen er volledig anders uitzien. Waar is het debat daarover?

Ook het werkelijke doel van centrale toetsen blijft, ten derde, onduidelijk. Ervaringen in de UK en VS tonen dat centrale testen gemakkelijk leiden tot het rangschikken van scholen. Zelfs als dat niet de bedoeling is, zal de openbaarheid van bestuur het bijzonder moeilijk maken ook effectief te garanderen dat het niet gebeurt. Daardoor wordt de kans toch wel zeer reëel dat centrale toetsen afglijden naar “high-stakes” testen, met dus belangrijke gevolgen van zowel de leerling als de school, waarbij onderwijs verengd wordt tot het drillen van wat er getest wordt en de intrinsieke motivatie tot leren niet aangesproken wordt.

Ten vierde, is het voorstel rond centrale toetsen gebaseerd op wantrouwen en gericht op confrontatie. Tegen de koepels, tegen de scholen, tegen de leerkrachten. Zij worden verantwoordelijk geacht voor de achteruitgang van ons onderwijs en zij zullen het moeten voelen. En dus komen er toetsen die, naast de bestaande initiatieven van de onderwijsverstrekkers, door de overheid zelf worden georganiseerd. Wie denkt met zo’n houding iets te bereiken, vergist zich. Ja, het is frustrerend om vast te stellen dat een aantal knipperlichten voor ons onderwijs op rood staan. Maar als de onderwijsgeschiedenis ons één ding leert, dan is het dat echte verandering alleen bereikt wordt via samenwerking met alle onderwijspartners.

Ten vijfde, het budget. Het is ons niet duidelijk hoe een parallel circuit van toetsen naast de bestaande inspanningen van de onderwijsverstrekkers, dubbel werk dus, ooit kosten-efficiënt kan zijn. Maar volgens Wouter Duyck is het alternatief voor deze centrale testen: “Die investering verdelen over een cheque van 200 euro voor 4.000 scholen […]”. Wie denkt dat men met 800.000 euro op verantwoorde wijze dit soort testen kan uitwerken, implementeren, opvolgen, die dwaalt. Dit gaat ofwel veel, heel veel, meer kosten, ofwel zo krakkemikkig in elkaar gezet worden dat er zeker niets goeds kan van komen. Vlaanderen leert op dat vlak dus blijkbaar zelfs niet van zijn eigen ervaringen. In alle begeleidingsgroepen van projecten die testen ontwikkelen, komt een gebrek aan middelen steeds als pijnpunt naar boven. Een test die niet omkaderd wordt, is een slag in het water.

De vergelijking tussen onderwijs en een brandend huis is misplaatst. Dat het voorstel rond centrale toetsen ondoordachte steekvlampolitiek is, staat echter buiten kijf. Als we vinden dat we meer willen evolueren naar een testgedreven onderwijs, dan is dat op zich een legitieme beleidskeuze. Maar doe het dan samen met het veld, binnen een realistisch en haalbaar (budgettair) kader en focus op gestandaardiseerde toetsen in plaats van centrale testen.