Het aantal leerlingen dat chronisch spijbelt heeft een nieuwe recordhoogte bereikt in het schooljaar 2015-2016. Het gaat over 17.505 kinderen of 1,9 procent van alle leerlingen. Het zijn cijfers die het onderwijs zorgen baren, aangezien de cijfers ook jaar na jaar toenemen.
Het gaat daarbij vaak om leerlingen met laagopgeleide of werkloze ouders, jongeren met een migratieachtergrond of kinderen die opgroeiden in een eenoudergezin. Socioloog Gil Keppens aan het woord: ‘Ze blijven bijvoorbeeld thuis om op de broertjes of zusjes te letten. Ze krijgen dan strafstudie, voelen zich nog slechter en gaan nog meer spijbelen. Het is niet toevallig dat het percentage zo hoog ligt in het deeltijds beroepsonderwijs. Leerlingen beginnen met occasioneel spijbelen, behalen slechte resultaten en belanden via het watervalsysteem in het deeltijds beroeps. Dat tonen de cijfers eveneens aan, het deeltijds beroepsonderwijs spant de kroon met liefst 48,5 procent spijbelaars.
Onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) verwijst zelf naar het jaarverslag van de CLB’s, waaruit eveneens bleek dat jongeren vaak met complexere problemen kampen. Het fenomeen is namelijk eveneens toegenomen in het basisonderwijs. Een tienjarige beslist niet in zijn eentje om te spijbelen, het gebeurt in daar bijna altijd op aansturen van de ouders. Scholen proberen om die reden ouders te wijzen op het belang van onderwijs en contacteren hen al bij één onwettige afwezigheid. Scholen moeten sinds dit schooljaar het CLB al inschakelen na vijf halve dagen afwezigheid. Dit is een maatregel die deel uitmaakt van Crevits’ spijbelactieplan waarmee ze beterschap belooft. De effecten van haar spijbelactieplan zijn namelijk nog niet in de cijfers te zien, daarvoor is het nu nog te vroeg.