Scherm jongeren niet af van politiek

Open VLD en Groen gaven in een recent pleidooi aan dat ze de stemgerechtigde leeftijd willen verlagen naar 16 jaar. Er heerst echter bezorgdheid dat 16-jarigen nog onvoldoende politiek volwassen zouden zijn en weinig betrokken. Maar is het niet juist participatie die interesse wekt? Bram Spruyt en Filip Van Droogenbroeck bespreken dit thema in het onderstaande opiniestuk. 

potloden

Jongeren zijn altijd de stormram van maatschappelijke verandering geweest, maar in rustige regio’s zoals ons land lijken ze dat minder dan voorheen. Dat dreef Leuvens burgemeester Louis Tobback ooit tot zo’n wanhoop dat hij wat provocerend uitriep ‘Jongens en meisjes, verjaag me!’ (De Morgen, 27/5/2011). Tegelijk is het niet geheel duidelijk hoe serieus politici en politieke partijen jongeren eigenlijk nemen. Alle politieke partijen hebben jongerenafdelingen, maar men hoort ze nauwelijks en ziet ze niet. Het is tegen die achtergrond dat het recente pleidooi van Open VLD en Groen om de stemgerechtigde leeftijd te verlagen, moet gezien worden.

De leeftijd waarop mensen voor het eerst mogen stemmen evolueerde over de tijd grondig. In 1893 konden alleen mannen vanaf 25 jaar stemmen. De leeftijdsgrens werd in 1918 verlaagd naar 21 en in 1981 naar de huidige 18 jaar gebracht. Vandaag discussiëren we over een verdere verlaging naar 16 jaar.

Ook in andere landen woedt deze discussie. Oostenrijk besliste in 2007 de stemgerechtigde leeftijd effectief voor alle verkiezingen te verlagen naar 16 jaar. In sommige staten in Duitsland en Zwitserland kan gestemd worden vanaf 16 jaar voor lokale verkiezingen. In Slovenië, Bosnië, Servië en Montenegro kan gestemd worden vanaf 16 jaar op voorwaarde dat men werkt. Alles bij elkaar genomen, blijft stemmen op 16 jaar binnen Europa echter veeleer uitzonderlijk.

Het belangrijkste argument tegen een verlaging van de stemgerechtigde leeftijd is de bezorgdheid dat 16-jarigen nog onvoldoende politiek volwassen zouden zijn. Hun opvattingen over politiek en maatschappelijke vraagstukken zouden onvoldoende uitgekristalliseerd zijn. Hierdoor zou de kwaliteit van hun stem op 16 nog (te) laag zijn. De ‘kwaliteit van de stem’ verwijst naar de mate waarin de standpunten van de partij waarvoor men kiest overeenstemmen met de eigen opvattingen. Naast een te lage kwaliteit van de stem, zouden jongeren ook gemakkelijk beïnvloedbaar zijn en daarom gevoelig voor extremisme zijn.

Goed uitgekristalliseerde politieke opvattingen en politieke betrokkenheid worden in die redenering als voorwaarden beschouwd om te mogen stemmen. Toch is het precies die gedachtegang – eerst socialiseren dan participeren – die in wetenschappelijke kringen steeds vaker in vraag wordt gesteld. Immers, waarom zouden jongeren geïnteresseerd zijn in een activiteit waaraan ze niet mogen deelnemen? Is het niet juist participatie die interesse wekt?

Er is wel wat onderzoek dat een bevestigend antwoord op die laatste vraag geeft. In Oostenrijk, bijvoorbeeld, werd via vergelijkingen van surveys afgenomen voor en na de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd vastgesteld dat de politieke interesse bij 16 en 17 jarigen toenam. In eigen land volgden collega’s Quintelier en Hooghe (2012) eenzelfde groep Belgische jongeren (16 tot 18 jaar) doorheen de tijd en onderzochten ze of en hoe politieke participatie en politieke interesse elkaar beïnvloeden. Zij stelden effecten in beide richtingen vast, maar deze van participatie op politieke interesse bleken groter dan omgekeerd.

Cijfers van het Jeugdonderzoeksplatform (www.jeugdonderzoeksplatform.be) laten toe te kijken naar hoe verschillende vormen van politieke betrokkenheid variëren naar leeftijd (12-30 jaar). Die oefening voor een groot aantal opvattingen over politiek leert twee zaken. Ten eerste, zijn de vastgestelde verschillen naar leeftijd al bij al beperkt. Als het gaat over vormen van politieke betrokkenheid en opvattingen over politiek is leeftijd niet de grote scheidingslijn onder jongeren. Ten tweede vinden we vooral duidelijke breuken naar leeftijd voor die kenmerken (geldige stemintentie, politieke interesse) waarvoor aangenomen kan worden dat ze beïnvloed worden door de ‘objectieve’ kansen die mensen hebben om hun mening erover te uiten. Voor kenmerken die verwijzen naar en meer algemene houding tegenover politiek (zoals de vatbaarheid voor populisme, politieke machteloosheid, enz.) zijn er nauwelijks verschillen naar leeftijd en zeker geen breuk tussen leeftijdsgroepen die al dan niet mogen stemmen.

Deze studies suggereren met andere woorden dat via het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd politieke interesse en later betrokkenheid verhoogd kunnen worden. Dat laatste is interessant omdat de politieke betrokkenheid van jongeren bij conventionele politiek aanleiding geeft tot bezorgdheid. In landen waar geen opkomstplicht geldt, zijn het vaak jongeren die disproportioneel minder stemmen in vergelijking met oudere leeftijdsgroepen. Onderzoek toont verder dat de politieke interesse van jongeren doorgaans laag tot zeer laag is. Die patronen gelden voor de meeste West-Europese landen. Toch zijn er ook indicaties dat Vlaanderen op dit vlak een tandje kan bijsteken. Zo toonde de meest recente International Civic and Citizenship Education Study dat de Vlaamse 14-jarigen een lagere zelf ingeschatte politieke competentie hebben, minder vaak over politiek praten met vrienden en minder plannen hebben om politiek actief te zijn of legaal protest te voeren in vergelijking met het West-Europees gemiddelde. Er is dus wel wat ruimte voor verbetering.

Samengevat lijkt het voorstel van Open VLD en Groen om de stemplicht te verlagen interessant, maar de motivatie is dat niet. 16-jarigen staan waarschijnlijk niet te trappelen om te gaan stemmen. We moeten ze juist laten gaan stemmen om hun politieke interesse aan te wakkeren. En natuurlijk ook omdat politici jongeren pas echt serieus zullen nemen als ze electoraal wegen. Gegeven de talloze maatregelen die vandaag worden genomen en die de komende generaties zullen uitzweten, lijkt dat laatste ook een belangrijk argument.

Bram Spruyt en Filip Van Droogenbroeck

Meer informatie kan gevonden worden op:

Spruyt, B., F. Van Droogenbroeck (2014): Jongeren over politiek: een situatieschets en vergelijking met bevindingen uit eerder JOP-monitors. In: Bradt, L., Pleysier, S., Put, J., Siongers, J. & Spruyt, B. (red.), Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOP-monitor 3 en de JOP-schoolmonitor 2013, Leuven: Acco: 160-183 - TOR 2014/9.