Sinds het laatste kwart van de twintigste eeuw bevindt de samenleving zich in een verreikende transitiefase die meerdere en aan elkaar gelieerde transformaties omvat. Er is de fantastische herstructurereing van het industriële kapitalisme naar een zgn. kenniseconomie die gepaard gaat met grondige wijzigingen in de bedrijfs- en arbeidsorganisatie, er zijn de effecten van de mondialisering die alsmaar sterker voelbaar worden, en er is een om zich heen grijpende legitimiteitscrisis (cf. het politieke bestel). Uiteindelijk zijn dit slechts enkele voorbeelden van de sociale veranderingen die de samenleving doorkruisen. Onze interesse gaat uit naar de transformatie van de macht(sverhoudingen), een sleutelonderwerp in de sociale wetenschappen. In navolging van Deleuze ontwaren we de contouren van een controlemaatschappij, d.w.z., een maatschappij waarin een verandering optreedt in het globale patroon van sociale relaties en in het machtsdispositief. Zo beweert de Nederlandse socioloog, Abraham de Swaan, dat de verhoudingen tussen mensen meer verscheiden en minder voorspelbaar worden, minder onderworpen aan regels die het resultaat voorschrijven, maar juist strikter geregeld in het proces waarin zij die verhoudingen vorm geven: in onderhandelingen tussen betrokkenen. De autoriteit als bindend element in sociale relaties zou dus plaats gemaakt hebben voor meer egalitaire verhoudingen? Behoort tezelfdertijd de disciplinaire maatschappij met haar opsluitingssystemen, die de Franse filosoof Michel Foucault zo minutieus heeft beschreven, tot het verleden? Worden de gesloten instellingen en disciplines vervangen door les contrôlats, nieuwe bakvormen om mensen in de maatschappelijk gewenste vorm te slaan en en uit te sorteren in verschillende sociale categorieën?
De hoofdbetrachting van dit onderzoek is een antwoord te geven op drie essentiële vragen of problemen:
– Wordt de disciplinaire maatschappij als uitdrukking van een specifiek machtsdispositief opgevolgd door een nieuw dispositief dat we omschrijven als de controlemaatschappij?
– Wat dienen we juist te verstaan onder controlemaatschappij?
– Indien deze transformatie zich inderdaad voltrekt, wat zijn dan de motoren of dynamische krachten achter deze beweging?
Het beantwoorden van deze 3 vragen moet ons in staat stellen het bijzondere van het controledispositief te vatten. Om een antwoord op voorliggende vragen te krijgen, hebben we, in navolging van Foucault, onze blik geworpen op een specifieke setting en context: de genese van het (postmodenre) management in de nieuwe bedrijfsomgeving. Terwijl Foucault eerder het andere (gekken, criminelen, homoseksuelen, enz.), d.w.z., dat wat uitgesloten of verschillend is, tracht te denken, richt ons onderzoek zich op de dagdagelijkse, normale machtsverhoudingen in de arbeidssfeer.We proberen een reeks veranderingen in de structuur (de economie en de technologie) van het managen gedetailleerd te beschrijven.
Dit onderzoek reflecteert dus over macht(sverhoudingen) en uitbuiting(sverhoudingen) in het zgn. postindustriële tijdperk. Het poogt de nieuwe modus operandus van niuewe vormen van dominantie (onderwerping) en uitbuiting (meerwaardeafpersing) in kaart te brengen en te analyseren. Daartoe put onze analyse uit twee gereedschapskisten: Marx en Foucault. Bij Foucault treffen we een innovatieve en zeer inspirerende conceptualisering van macht aan, en een gewaagde maar uitdagende methodologie (zijn zgn. archeologisch-genealogische methode). Tevens gebruiken we zijn discoursanalyse waarin discours wordt opgevat als een combinatie van discursieve formaties en sociale praktijken die in elkaar zijn gemonteerd. Foucault laat ruimte voor het niet-discursieve en herleidt niet alle realiteit tot discours. Dit heeft onze aanpak beïnvloed in die mate dat we gegevens over het (postmoderne) managen verzamelen op drievoudige wijze: tijdens een periode van bedrijfsbezoeken (ongeveer 50 dagen in de loop van één jaar) krijgen we toegang tot geschreven teksten (over managen en organiseren) die in het bedrijf gebruikt worden en opgeslagen zijn in een actueel archief. Verder voeren we gesprekken met in het managementsproces betrokken actoren. Deze gesprekken mogen niet verward worden met de techniek van interviewen, omdat we niet op zoek zijn naar het blootleggen van geheime informatie of het brengen van een waar verhaal. De gesprekken met managers, arbeiders, specialisten, enz. dienen er enkel toe het tekstuele vertoog aan te vullen met een antwoord op de vraag hoe het vertoog ontstaat in wisselwerking met de organisatorische praktijk. Een vertoog bestaat immers niet enkel uit geschreven en gesproken woorden, maar ook uit een omgeving waarbinnen het tot stand komt. Juist daarom vullen we onze gegevensverzameling aan met een vorm van observatie (bijv. de werking van de lopende band).