School niet oorzaak van burn-out bij leerkrachten. ‘Alles begint met wie je zelf bent’

Verschenen in De Morgen op 18 december 2020.

Krijgen leerkrachten in een moeilijke concentratieschool vaker een burn-out dan leerkrachten in een klein schooltje op het platteland? Nee, zo leert nieuw onderzoek. ‘Het ligt meer aan hoe iemand omgaat met stress.’

 

“Meteen toen ik mijn ogen opende, wist ik: ‘De kerstvakantie heeft niet geholpen.’” Vier jaar geleden moest Dieter Gillis (38) de eerste maandag van januari aan zichzelf en zijn collega’s toegeven dat het niet meer ging. Uiteindelijk zou hij tot aan het einde van het schooljaar thuis zitten met een burn-out. Pas het schooljaar nadien zette hij weer zijn eerste stapjes voor de klas.

“Of de school zelf mee gespeeld heeft? Bij mij in elk geval niet”, zegt Dieter Gillis. Ook Isabelle (46), die drie jaar geleden vier maanden thuis zat met een burn-out, denkt niet dat haar school een verklaring was voor haar uitvallen.

Nochtans werkten beiden in wat vaak als moeilijke scholen omschreven wordt: concentratiescholen in het centrum van respectievelijk Antwerpen en Gent, met veel verschillen tussen leerlingen. Ongetwijfeld is dat toch moeilijker dan lesgeven in een klein, homogeen schooltje op het platteland?

 

Foute studies

Dieter Gillis’ voorbeeld is niet uitzonderlijk. Bijna 40 procent van alle ziektedagen bij leerkrachten komen door een burn-out of stress. Dat bleek in januari van dit jaar nog uit het laatste rapport over ziekteverzuim bij leerkrachten. Bij leerkrachten ouder dan 55 jaar is dat zelfs bijna 46 procent.

Dé vraag is dan natuurlijk: waar ligt het aan? “Zo’n burn-out komt natuurlijk niet plots, noch om één specifieke reden”, zegt Gillis. In zijn geval was het een combinatie van veel factoren: de plotse verantwoordelijkheid om een nieuw opgerichte lagere school te moeten trekken, een verschil in visie met de directeur, de combinatie met het gezinsleven met drie jonge kinderen.

“Je ziet, zowel in het debat als in de wetenschappelijke literatuur, dat mensen inderdaad denken dat scholen een belangrijke rol spelen als verklaring voor die burn-out”, zegt onderwijssocioloog Filip Van Droogenbroeck (VUB). “Dat is ergens ook logisch: naarmate iemands werkomgeving minder goed is, lijkt het logisch dat de kans op een burn-out groter wordt. Maar eigenlijk wordt dat nooit goed onderzocht.”

Van Droogenbroeck en zijn collega’s namen de proef op de som. Eerst en vooral ploegden ze zich door veertig jaar aan wetenschappelijke literatuur over burn-outs bij leerkrachten. Wat bleek? Van de 1.645 studies die claimden dat ze onderzocht hadden of de schoolcontext een rol speelde, waren er maar 13 die dat op een correcte manier deden. Alle andere studies maakten methodologische fouten. “Die 13 studies toonden allemaal dat er net heel weinig verschillen zijn tussen scholen in burn-outs”, zegt Van Droogenbroeck.

Daarnaast onderzochten of er verschillen tussen scholen waren op basis van TALIS, een grootschalige lerarenbevraging, bij 7135 leraren in 493 scholen: zijn er bepaalde scholen waar meer leerkrachten een burn-out krijgen? Die verschillen bleken ook erg beperkt te zijn. Bijvoorbeeld voor emotionele uitputting, een belangrijk aspect van een burn-out, kon slechts 2,1 procent tot 5,4 procent van de verschillen in emotionele uitputting toegewezen worden aan verschillen tussen scholen.

In mensentaal: of een school zogenaamd moeilijker is omdat er meer anderstalige leerlingen zitten, of de manier van leidinggeven sterk verschilt tussen directeurs; dat doet er nauwelijks toe. Die verschillen tussen scholen zorgen er dus niet voor dat leerkrachten in de ene school meer burn-outs krijgen dan in andere scholen.

 

Persoonskenmerken

Waar ligt het dan wel aan? “Waarschijnlijker is dat het ligt aan de individuele leerkracht en de manier waarop die omgaat met bijvoorbeeld stress”, zegt Van Droogenbroeck. Ook Isabelle denkt dat zoiets wel zou kunnen kloppen. “Alles begint met wie je zelf bent natuurlijk. Ik heb veel te lang geen grenzen gesteld. Ik ben er zeker van dat collega’s mij wel twintig keer zot verklaard hebben omwille van wat ik allemaal deed. Nu weet ik dat het misschien geen slim idee is om tot 2 uur ’s nachts te zitten sleutelen aan mijn cursus om hem toch maar perfect te krijgen.”

Volgens de onderzoekers betekent dit dat preventie meer zou moeten focussen op dat persoonlijke niveau. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de evaluaties die leerkrachten nu normaal jaarlijks moeten krijgen – maar waar directies vaak onvoldoende tijd voor hebben – meer in functioneringsgesprekken om te vormen.

Professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis (KU Leuven) heeft er zijn bedenkingen bij, of die werkcontext geen rol speelt. “Ik denk inderdaad dat niet alles aan de school te wijten is”, zegt hij. “Maar ik denk bijvoorbeeld wel dat de manier waarop het werk georganiseerd is, een invloed heeft. Al is het wellicht vooral in de interactie tussen persoonskenmerken en de organisatie van het werk. Het volstaat met andere woorden niet om enkel de vraag te stellen of iemand goed bij zijn werk past, maar ook of het werk zich aanpast aan werknemers.”

Bedoeling van de onderzoekers is vooral om meer nuance in het debat te brengen. “Er bestaan veel misverstanden, over het leerkrachtenberoep in het algemeen en de reden waarom iemand uitvalt met burn-out specifiek”, zegt Van Droogenbroecks collega Bram Spruyt. “Een leerkracht die zich slecht in zijn vel voelt, verwijst sowieso naar de school. Maar dat betekent niet sowieso dat de school de oorzaak is van zo’n burn-out. Het zijn dat soort nuances en complexiteit waar we rekening mee moeten houden.”

 

Leestip

Van Droogenbroeck, F., Spruyt, B. (2020). TALIS 2018 Vlaanderen – Verdiepend rapport mentale gezondheid (p. 56). Brussel: Vrije Universiteit Brussel.