Sociale kwetsbaarheid is in toenemende mate voorspelbaar geworden. Afhankelijkheid van de verzorgingsstaat is geen kwestie meer van een toevallig risico, maar veleer van een systematische kwetsbare positie waarin mensen verkeren. De verzekeringslogica, die berust op een sluier van onwetendheid, komt hierdoor onder druk te staan (Rosanvallon, 1995). Dit impliceert dat de legitimiteit van de verzorgingsstaat sterker afhankelijk wordt van het solidariteitsprincipe in plaats van het verzekeringsprincipe. In deze paper worden de sociale attitudes van burgers in Europa ten aanzien van solidariteit, gelijkheid en herverdeling bestudeerd. De centrale hypothese die getoetst wordt is de stelling dat de sociale positie een fundamentele invloed heeft op sociale attitudes, in die zin dat niet enkel de mate van instemming erdoor wordt bepaald, maar ook de betekenis die aan deze attitudes wordt gehecht. Sociaal kwetsbare categorieën, i.e. laagopgeleiden, stemmen meer in met het gelijkheidsvertoog dan hoogopgeleiden, maar geven aan dit vertoog ook een fundamenteel andere betekenis (“ik word onrecht aangedaanâ€) omdat ze zich verantwoorden vanuit een fundamenteel andere positie. De roep naar gelijkheid en herverdeling wijst bij hen op sociaal ongenoegen en kadert binnen een ruimer attitudinaal complex van maatschappelijk wantrouwen en onbehagen. Het gelijkheidsstreven is hier niet geassocieerd met een linkse ideologische opstelling maar integendeel met welvaartschauvinisme en met een steun voor de nieuwe rechtspopulistische partijen. Bij hogeropgeleiden heeft het gelijkheidsvertoog een fundamenteel andere verantwoordingslogica (“anderen wordt onrecht aangedaan). Het gelijkheidsvertoog is hier niet verbonden met maatschappelijk wantrouwen en onbehagen, maar wel met een linkse positie binnen een unidimensionale links-rechts ruimte. De hypothese wordt getoest aan de hand van de European Social Survey data (2002/2003).